Lesidee 1: Stippelzon Gitte Vernelen
Leeftijd: Leerlingen uit het 4e leerjaar
Duur: 75 min. (inclusief onderbreking door een andere les om het werk te laten drogen)
Domein: Beeld
Aan: kleur en lijnen
Met: noppenfolie en verf
Rond: het dagelijks leven
Leerplandoelen:
- BLD 01.04: De leerlingen kunnen eigenschappen van materialen ontdekken door ervaren.
- BLD 01.17: De leerlingen kunnen met voldoende inzicht en vaardigheden materialen en hulpmiddelen gebruiken om beeldend vorm te geven.
- BLD 01.10: De leerlingen experimenteren met beeldelementen: kleur, vorm, lijn, vlak, structuur, textuur, ritme, contrast, compositie, beweging,…
- BLD 02.02: De leerlingen kunnen reflecteren op het eigen werk en hoe het gemaakt werd.
- BLD 02.07: De leerlingen herkennen en verwoorden op welke manier anderen vormgevingsproblemen hebben opgelost.
Lesdoelen:
- De leerlingen kunnen gebruik maken van noppenfolie om mee te stempelen.
- De leerlingen kunnen zelf bepalen hoe ze te werk gaan met het nieuwe materiaal; de noppenfolie.
- De leerlingen kunnen zich een beeld vormen van een zonsondergang of zonsopgang en kunnen dit beeldend weergeven aan de hand van zowel vreemd als gekend materiaal.
- De leerlingen kunnen een gelijkenis zien tussen hun eigen werk en dat van Roy Lichtenstein.
Lesactiviteiten:
Fase 1: Inleiding: Wegdromen (10 min.)
De lk. vraagt de lln. eerst hun ogen te sluiten en goed te luisteren. Ze begint dan een situatie te beschrijven:
‘Beeld je in dat je ergens aan het wandelen bent, waar het heel rustig en stil is. Je wandelt op een lange harde weg. In de verte zie je niet veel, behalve iets dat lijkt op lage bergen. Boven je hoofd zie je een blauwe hemel met witte wolkjes. Wanneer je verder wandelt, verandert de harde grond in zand. Hoe verder je wandelt, hoe meer zand je om je heen ziet. Wanneer je nu naar boven kijkt, zie je dat de lucht een beetje oranje wordt, maar de witte wolken zijn er nog steeds. Stilletjes aan hoor je een geruis op de achtergrond, ssssss, ssssss……’
De lk. vraagt dan of de lln. denken te weten waar ze op dat moment zijn en waarom?
De lln. vertellen spontaan wat ze denken en komen uiteindelijk tot de conclusie dat ze aan de zee zijn en dat de zon onder gaat. Ze geven hierbij aan dat ze dit denken omdat er zand onder hun voeten ligt, omdat ze geruis horen en omdat de lucht oranje wordt.
De lk. vraagt de lln. nog naar hun eigen ervaringen en zet het kringgesprek verder aan de hand van volgende vragen:
- ‘Hebben jullie ooit al eens een zonsondergang gezien?’
- ‘Was dat aan de zee of ergens anders?’
- ‘Kan je een zonsondergang dan ook ergens anders zien?’
- ‘Heb je de zon ook al ooit zien opkomen?’
De lln. gaan daarna terug aan hun bank te gaan zitten.
Fase 2: Kern: Zonsondergang (45 min.)
a) Experimenteren met lijnen:
Wanneer de lln. terug aan hun bank zitten, deelt de lk. alle lln. een A3-blad uit en vraagt ze de lln. een grijs tekenpotlood te nemen.
De lk. stelt hierna 2 vragen:
- ‘Teken eerst een halve cirkel in het midden van je blad. Maak hem goed zichtbaar, dus niet te klein.’
- ‘Teken nu zo veel mogelijk lijnen die vertrekken vanuit die cirkel. Denk aan alle mogelijke lijnen die er zouden kunnen zijn. Wie kan er eens een voorbeeld geven?’
De lln. voeren de opdrachten uit en geven eerst een paar voorbeelden van hoe een lijn er uit kan zien (krom, golvend, recht, onderbroken,…). Ze tekenen dan alle lijnen die bij hen opkomen, vertrekkend vanuit de halve cirkel. Ze gebruiken hierbij hun eigen fantasie en inspiratie.
b) Instructie lijnen:
De lk. vraagt de lln. nu nog eens goed naar hun blad te kijken en te vertellen waaraan ze denken als ze dit zien. De lln. denken goed na. Een veelvoorkomend antwoord zal zijn dat de tekening op een zon lijkt. De lk. geeft tot slot nog een nieuwe korte instructie:
‘Teken nu onder de halve cirkel horizontale lijnen, tot je aan de onderkant van je blad bent. Doe dit op dezelfde manier als de vorige lijnen, maar enkel de richting van je lijnen is nu anders.’
c) Vreemde materialen - gekende kleuren:
Wanneer de lln. de instructies hebben uitgevoerd, vertelt ze dat we deze mooie kunst nu gaan inkleuren maar dat we hier maar 3 kleuren voor gaan gebruiken. Ze verwijst naar de verf die op de tafel klaar staat (geel, rood en blauw).
De lk. beschrijft duidelijk dat de kleuren niet gemengd mogen worden en dat de lln. zelf mogen bepalen welke kleuren ze het best vinden passen bij de verschillende delen van hun tekening.
De lk. deelt dan elke ll. een stuk noppenfolie uit en vraagt wat we hiermee zouden kunnen doen? Aan de hand van de antwoorden van de lln. concludeert de lk. dat we kunnen gaan stempelen: ‘Hoe zouden we nu de folie kunnen gebruiken en welk effect zou dit hebben?’
De lln. besluiten samen met de lk. dat we best eerst de folie beschilderen en dan drukken op het blad, op de plaats waar je graag stippen wil. De lk. doet dit één keer samen met de lln.
De lk. geeft aan dat de lln. zelf mogen uitmaken welke deel ze gaan inkleuren en welk deel ze gaan bestempelen met de stippen. Ze laat de lln. experimenteren met het nieuwe materiaal en de 3 basiskleuren.
Wanneer alles voor alle lln. duidelijk is, gaan de lln. aan de slag met het beschilderen en bestempelen van hun kunstwerk. Wanneer de lln. klaar zijn, leggen ze hun werk aan de kant om te drogen. Er kan dan worden opgeruimd om aan een volgende les te beginnen tot alle werkjes droog zijn.
Fase 3: Verwerking: Link met Roy (20 min.)
Wanneer alle werkjes droog zijn, worden deze uitgedeeld. De lk. vraagt de lln. dan om de randen en lijnen (waar oorspronkelijk hun potloodlijntje stond) te overtrekken met zwarte stift.
De lk. vraagt de lln. dan terug in de kring te gaan zitten met hun kunstwerk. Ze vraagt de lln. hun werk allemaal in de lucht te steken en steekt dan zelf het werk van Roy Lichtenstein (Sunrise) in de lucht. Ze vertelt dat deze kunstenaar vaak gebruik maakte van stippen en de kleuren blauw, geel en rood.
Ze laat de lln. vertellen over hun eigen kunstwerk, hoe ze zijn te werk gegaan en waarom hun werk lijkt op dat van Lichtenstein.